Eisen open bodemenergiesystemen

Provincie Flevoland sluit zich aan bij de landelijke afspraken die gemaakt zijn over de vergunningvereisten voor open bodemenergiesystemen. Dit is vastgelegd in de Beleidsregel vergunningverlening milieuwetgeving 2011. De belangrijkste eisen hebben we hier voor u op een rij gezet:

  1. Op grond van de landelijke regelgeving mogen alleen erkende bedrijven werkzaamheden uitvoeren voor het ontwerp, de aanleg en het beheer van bodemenergiesystemen. Via de website van Rijkswaterstaat Leefomgeving kunt u vinden welke bedrijven over deze erkenning beschikken. U kunt daar zoeken op de volgende beoordelingsrichtlijnen (BRL):
    • BRL 6000-21: Het gebouwzijdige deel
       van het bodemenergiesysteem;
    • BRL 11000: Het bodemzijdige deel van
       het bodemenergiesysteem;
    • BRL 2100: Voor de boringen die nodig zijn voor de plaatsing
       van de bronnen.
  2. Bij de vergunningaanvraag moet de aanvrager een effectenstudie bijvoegen. Daarin is de invloed van het systeem op de omgeving in kaart gebracht.
    • Voor systemen tot 50 m3 per uur kan de verkorte
       effectenstudie worden uitgevoerd zoals beschreven in de
       Handreiking vergunningverlening Bodemenergiesystemen
       voor provinciale taken. Voor meer informatie hierover kunt
       u contact opnemen met OFGV.
    • Bij de effectenstudie dient bij de effecten van het systeem
       op de verandering van de grondwaterkwaliteit de
       provinciale kaart van chloridegehalte van het grondwater te
       worden gebruikt. In de bodematlas zijn 8 kaartlagen van de
       diepteligging van verschillende chloridegehaltes
       opgenomen, variërend van 150 mg/l tot 5.000 mg/l.
       Via ‘kies kaartlagen’ rechtsboven in het scherm vinkt u
       steeds één van de verschillende kaartlagen aan om de
       diepteligging van de verschillende chloridegehaltes te zien.
  3. Open systemen die netto koude aan de bodem toevoegen zijn toegestaan.
  4. De temperatuur van het water dat door het bodemenergiesysteem terug in de bodem wordt gebracht mag niet hoger zijn dan 25°C.
  5. Het gemiddelde temperatuurverschil tussen het opgepompte en teruggebrachte grondwater moet na 2 jaar ten minste 4 °C zijn. Deze eis draagt bij aan het waarborgen van efficiënt gebruik van het grondwater en aan een voldoende hoge energiebesparing.
  6. Kleine open bodemenergiesystemen met een pompcapaciteit van ten hoogste 10 m3 per uur zijn vrijgesteld van de vergunningplicht. Deze systemen hoeven alleen te worden gemeld. Dit is geregeld in de Verordening Fysieke Leefomgeving. In gebieden die als interferentiegebied zijn aangewezen geldt deze vrijstelling van de vergunningplicht niet. In interferentiegebieden moet voor kleine open bodemenergiesystemen wel een watergunning worden aangevraagd.

Procedures open bodemenergiesystemen

Voor open bodemenergiesystemen dient u een watervergunning aan te vragen bij de Omgevingsdienst Flevoland Gooi en Vechtstreek. Die aanvraag kunt u, of uw adviseur, bij de OFGV indienen via het landelijke OLO-loket. In de meeste gevallen wordt de watervergunning voor een open bodemenergiesysteem voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure. Dan wordt binnen 2 maanden na indiening van de vergunningaanvraag de watervergunning verleend. Als sprake is van bijzondere omstandigheden geldt een langere procedure, die maximaal 6 maanden duurt. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als:

  • Er voor het besluit een MER gemaakt moet worden;
  • Er veel belanghebbenden zijn, er andere grote belangen bij het grondwater zijn betrokken of de beslissing een zwaar beleidsmatig karakter heeft.

Bij de aanleg en het periodieke onderhoud van de bronnen van een open bodemenergiesysteem komt grondwater vrij. Voor de lozingen van dat grondwater is veelal een vergunning van de waterbeheerder nodig.