Nederland kent een breed scala aan mogelijkheden om de ammoniakuitstoot van agrarische bedrijven te verminderen. Wettelijk tellen op dit moment echter alleen reducties mee die gerealiseerd zijn met maatregelen die zijn opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij (RAV). Alleen met deze maatregelen spelen boeren dus ruimte vrij die zij kunnen gebruiken voor het vergund krijgen van bedrijfsuitbreidingen (‘intern salderen’) of eventueel kunnen overdragen aan anderen d.m.v. ‘extern salderen’. Het nemen van maatregelen die niet op de RAV-lijst staan, maar wel de uitstoot verminderen loont dus niet? Dat is te kort door de bocht. We kunnen over het algemeen niet van boeren verwachten dat ze zelf investeren in maatregelen die uitstoot verminderen zonder er iets concreets aan over te houden (behalve milieuwinst). Er zijn echter wel maatregelen aan te wijzen die zichzelf kunnen terugverdienen doordat ze op andere fronten ook winst opleveren voor de boer, en maar een bescheiden investering vergen. De Proeftuin Natura 2000 Overijssel geeft een aantal mooie voorbeelden die hieronder worden beschreven.

Overzicht van de onderwerpen

  1. Extra beweiden
  2. Stalaanpassing
  3. Slimmer mest uitrijden
  4. Voeding
  5. Andere maatregelen (niet uit de proeftuin)

Extra beweiden

Extra beweiden van melk- en kalfkoeien ouder dan twee jaar levert bijvoorbeeld een uitstootreductie op van circa 5%, mits de koeien minstens 720 uur per jaar in de wei staan. De uitstoot wordt gereduceerd doordat de urine van de koeien in de wei veel minder in contact komt met de mest dan in de stal. Ook zijn er minder emissies vanuit de mestopslag. Extra beweiden vraagt wel om goed ondernemerschap, een juiste verkaveling en goed graslandmanagement. Het brengt ook extra arbeid met zich mee. Aan de andere kant kan het een weidegangtoeslag van 1,50 euro per 100 kilogram melk opleveren, als de koeien minstens 720 uur per jaar in de wei staan. Verder heeft beweiden een positief effect op de diergezondheid (o.a. minder kans op mastitis) en het welzijn van koeien. Daarnaast zien burgers graag koeien in het Nederlandse landschap. Dit is goed voor het imago van de sector.

Stalaanpassing

Dakisolatie van stallen is een ander voorbeeld. Het levert tot ca. 5% emissiereductie op, doordat de staltemperatuur ’s zomers lager blijft. Daardoor is de ammoniakemissie ook lager, want die is afhankelijk van de temperatuur. Een koelere stal heeft ook een positief effect op het welzijn en de gezondheid van de koeien. Ze hebben minder last van hittestress, wat gunstig doorwerkt op de technische resultaten. Verder wordt het in de winter minder koud in de stal, waardoor de arbeidsomstandigheden verbeteren. Een geïsoleerd dak levert ook punten op voor het certificaat MDV-stal, hetgeen fiscale voordelen met zich mee kan brengen. De maatregel is toe te passen bij nieuwbouw en bestaande stallen. Wanneer dakisolatie (zie hierboven) wordt gecombineerd met automatisch gecontroleerde natuurlijke ventilatie (ACNV) kan de ammoniakreductie oplopen tot 15%. Het toepassen van automatisch gecontroleerde natuurlijke ventilatie maakt het mogelijk om de luchtsnelheid in de stal te sturen. Door de ventilatie te remmen bij een toenemende windkracht, neemt de luchtsnelheid in de stal af. Daardoor komt minder ammoniak vrij van emitterende oppervlakten. Het systeem bestaat uit verticaal beweegbare gordijnen, die voor de ventilatieopeningen in de (zij)wanden te plaatsen zijn. Een klimaatstation en computer sturen de verticale gordijnen automatisch aan.

Slimmer mest uitrijden

Mest verdunnen met water levert ook ammoniakwinst op. Deze maatregel is voor veel melkveehouders niet nieuw. Sinds 1 januari 2019 is mestverdunning zelfs verplicht voor boeren op klei- en veengrond bij gebruik van de sleepvoetbemester. Reden voor deze verplichting is dat verdunde mest (1:2) ca. 40% ammoniakreductie geeft. In plaats van pas bij het uitrijden is het ook een optie de mest al aan te lengen in de mestkelder. Dit reduceert bovendien ook de emissies vanuit de mestopslag. Deze oplossing is wel duurder, want er moet immers een groter volume worden uitgereden, en mogelijk zit te mestkelder er soms te vol voor. Winst voor de boer is bij deze maatregelen vooral te behalen tijdens droge periodes, wanneer het uitrijden van aangelengde mest kan resulteren in 8-17% hogere grasopbrengsten. Voldoende water is dan echter niet overal voorhanden en verdund mest uitrijden is op kleine kavels vaak te duur. Nauwkeurig(er) mest aanwenden kan een emissiereductie van zo’n 18% opleveren, doordat het oppervlak waarvan ammoniak vrij kan komen wordt verkleind. Ook gaan minder mineralen verloren en is de grasopbrengst hoger. Door netjes te werken (10% emissie) is het mogelijk om 20 kg stikstof per hectare grasland extra te benutten dan bij onnauwkeurig werken. Elke kg stikstof levert 15 tot 20 kg droge stof (DS) gras op. Dit betekent 300 tot 400 extra DS gras per hectare. Als de aankoop van gras € 0,15 per kg DS bedraagt, dan kost minder nauwkeurig werken € 45,- tot € 60,- per hectare aan opbrengst. Naar verwachting van de Proeftuin Natura 2000 weegt dit positief op tegen de hogere loonwerkkosten.

Voeding

Het verlagen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen van melkvee tot 15 procent kan een reductie van de ammoniakemissie tot 15 procent opleveren. Het optimaliseren van de energie/eiwitverhouding kan ook winst opleveren. Als deze maatregelen worden gerealiseerd door een aanpassing van het krachtvoer is een kostenbesparing te verwachten. Het aanpassen van ruwvoer brengt waarschijnlijk kosten met zich mee. Verlagen van het ruw eiwitgehalte is ook een optie voor varkens (kraamzeugen, dragende zeugen, vleesvarkens en biggen) en levert dan in de meeste gevallen ongeveer 10% emissiereductie op. De kosten van de voermaatregelen zijn sterk afhankelijk van andere criteria en randvoorwaarden in de voeroptimalisatie: bij minder scherpe criteria zijn de meerkosten beduidend lager. Bij biggen meldt de Proeftuin Natura 2000 een winst van € 0,09 per 100 kg voer bij een reductie van 10 gram per kilogram. Bij leghennen en vleeskuikens leidt verlaging van het ruw eiwitgehalte in het voer ook tot lagere ammoniakemissies; bij de laatste categorie tot zo’n 20%. De voerkosten zijn over het algemeen wel hoger, er is kans op mindere productieresultaten en is sprake van minder goede arbeidsomstandigheden door hogere fijnstofbelasting. Daar staan een positieve beïnvloeding van de kuikenkwaliteit (minder afkeur), lagere mestafzetkosten en een eenvoudiger schoon te maken stal tegenover. Wanneer bij vleeskuikens de verlaging van het ruw eiwitgehalte wordt bereikt door het bijvoeren van hele tarwekorrels, meldt de Proeftuin Natura 2000 lagere voerkosten (afhankelijk van tarweprijs), betere kuikenkwaliteit (minder afkeur) en lagere mestafzetkosten. De ammoniakreductie kan oplopen tot 25%.

Andere maatregelen (niet uit de proeftuin)

1. Groene landschapselementen

Landschapselementen, zoals windsingels, houtwallen of heggen, kunnen de neerslag van ammoniak op Natura2000-gebieden. Onder bepaalde voorwaarden kan beplanting rond een stal een reductie van 8 tot 12 procent opleveren. Dat blijkt uit onderzoek in opdracht van provincie Overijssel. Deze zogenoemde groene landschapselementen hebben op drie manieren invloed op de ammoniakconcentratie- en depositie. Ten eerste wordt de luchtstroom beïnvloed. Daardoor wordt ammoniak tegengehouden en zal het terechtkomen tussen de stal en de beplanting. Daarnaast zorgt de luchtstroom voor een verdunning van de hoeveelheid ammoniak in de lucht. Sommige planten kunnen ook een deel van de ammoniak opnemen. Loofbomen lijken hier het meest geschikt voor. Provincie Flevoland wil graag verder onderzoek laten doen wat dit in Flevoland zou kunnen betekenen.

2. Ammoniakuitstoot voorkomen

Ammoniak, een stikstofvorm, ontstaat in stallen als mest en urine bij elkaar komen. Je kan deze ammoniakuitstoot dus voorkomen, door mest en urine zo snel mogelijk te scheiden. Daar zijn verschillende manier voor. Zo is er voor koeien een koeientoilet ontwikkeld. De koe wordt geleerd om in het speciale toilet te plassen. Door het stimuleren van een bepaalde zenuw, moet de koe plassen. De urine wordt direct afgevoerd en blijft daarmee gescheiden van de mest. Dit levert een uitstootreductie van 64% op. Een zindelijke koe, klinkt als te mooi om waar te zijn? Bekijk dus vooral het YouTubefilmpje hoe dit werkt.

3. Emissiearme vloer

Een andere techniek is door de stal uit te rusten met een emissiearme vloer. De mest wordt hiermee zo snel mogelijk afgevoerd uit de stal, want hoe minder contact de mestoppervlakte maakt met lucht, hoe minder emissie. Dezelfde redenering zit achter dagontmesting. Dit kan bijvoorbeeld door de mest te spoelen (met verse mest) of mechanisch af te voeren met (v-vormige) mestbanden. In de mestput zijn ook innovaties toe te passen om minder ammoniak te veroorzaken. Bijvoorbeeld door het koelen van de drijfmest: bij een lagere temperatuur zijn bacteriën in de mest minder actief en zijn er minder enzymen die ammoniak helpen vormen.

4. AdBlue

Verbrandingsmotoren op diesel stoten vrij veel stikstof uit. Door het toevoegen van een mengsel van water en ureum aan de brandstof, wordt de stikstof omgezet in N2 en H2O. Moderne vrachtwagens hebben een AdBlue-systeem met een SCR-katalysator om de uitstoot van stikstofoxiden in uitlaatgassen te verminderen. Het toevoegen van dit AdBlue-mengsel is sinds 2016 verplicht voor de meeste dieselmotoren: van generatoren tot off-road voertuigen. Deze techniek kan op alle dieselmotoren toegepast worden, dus ook op de bouwplaats, in de veeteelt en akkerbouw, het verkeer en de scheepvaart.

5. Bedrijfsmodel aanpassen

Als een boer met veeteelt zijn bedrijfsmodel aanpast en in plaats van veehouderij gewassen gaat verbouwen die gebruikt kunnen worden in de bouwsector, dan is dit een win-winsituatie. Door gewassen te verbouwen zoals hout, hennep, lisdodde, bamboe, lupine kan er een korte keten tussen boer en bouw ontstaan. Deze gewassen hebben weinig water en bemesting nodig en sommigen hebben zelfs de eigenschap dat ze stikstof aan zich kunnen binden. Het biedt het een nieuw verdienmodel voor de boer en een mogelijkheid voor de bouw om met duurzame biobased materialen weer aan de slag te kunnen.