Stikstof algemeen

Waarom is er een stikstofprobleem?

Een teveel aan reactief stikstof, waar we in Nederland mee te maken hebben, leidt tot aantasting van het milieu en van de volksgezondheid. De hoeveelheid reactief stikstof heeft twee belangrijke oorzaken: de landbouw, met name de veehouderij, en de verbranding van fossiele brandstoffen. Reactief stikstof doorloopt verschillende chemische vormen en verplaatst zich door de lucht, de bodem, de vegetatie en het water. Het geheel van reacties bestaat uit ketens en kringlopen met dwarsverbanden. Doordat reactief stikstof zich door deze netwerkstructuur beweegt, veroorzaakt het series van opeenvolgende effecten.

In de natuur zien we als gevolg hiervan duidelijke tekenen van verzuring. Verzuring leidt tot minder kalk. En minder kalk leidt dan bijvoorbeeld tot broze botten van vogels en uitgedroogde eieren zonder schaal. Ook wordt de grond door de stikstof voedselrijker. Dat klinkt goed, maar in de praktijk betekent het vooral dat bramen en gras steeds meer ruimte innemen. Dat noemen we vermesting. Door vermesting verdwijnen bijzondere planten. Dat leidt tot een eentoniger landschap/natuur.

Op Europees niveau hebben we afspraken gemaakt om te zorgen voor het behoud van bijzondere natuur, die grote biodiversiteit herbergt. Biodiversiteit is de verscheidenheid aan planten en dieren. Dit is vastgelegd in de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn op de website van BIJ12, die verplicht zijn vanuit Europa. Door het teveel aan stikstof in Nederland behalen we deze doelen niet. Kijk bijvoorbeeld naar een animatie van het IPO (Interprovinciaal Overleg) over stikstof.

Hoe groot is het stikstofprobleem? Alle pijlen zijn gericht op de veehouderij, maar die stoten maar een fractie uit vergeleken andere sectoren. Wat zijn de overige emissiebronnen die moeten reduceren?

Uitgangspunt is dat alle sectoren evenredig bijdragen, zowel landelijk als provinciaal. Er zijn analyses gemaakt voor alle sectoren, waaronder landbouw, mobiliteit en industrie. De reductie van stikstofemissie vanuit de industrie en mobiliteit is geregeld in het Klimaatakkoord. De industrie moet voldoen aan de eisen van de best beschikbare techniek. En het wagenpark zal de komende jaren steeds meer elektrificeren. Deze sectoren gaan dus wel bijdragen, maar doen dat vanuit de integrale aanpak en vanuit het Rijksbeleid op dit onderwerp. Bijsturen vanuit de provincie is vooralsnog niet nodig. Voor de landbouw wordt meer gekeken naar provincies zodat regionale afwegingen gemaakt kunnen worden en gewerkt kan worden aan een transitie van het landelijk gebied waarin de landbouw een belangrijke rol blijft spelen. Meer informatie over de grootte van het stikstofprobleem in Nederland vindt u op de website van de NOS.

Hoeveel stikstof moet er in Flevoland gereduceerd worden?

Concreet voorzien we voor de landbouw een gebiedsproces met 50-70% reductie vanuit de stallen aan de rand van de Noordoostpolder en een generiek reductiepercentage van 20 % uit de stallen voor de rest van Flevoland. Voor de veldemissies (beweiden en bemesten) geldt een generiek reductiepercentage van 20% voor de gehele provincie. Lees meer over de Flevolandse Aanpak Stikstof en over Gebiedsproces Noordoostpolder op deze website

Wat is de relatie van akkerbouwers tot de stikstofproblematiek?

Meer dan de helft van de emissies/depositie van ammoniak komt vanuit bemesting. Het betreft de grootste bron van stikstof voor de meeste gebieden in Nederland. In het gebiedsproces wordt daarom onderscheid gemaakt tussen veehouders en akkerbouwers. Lees meer op deze website over Gebiedsproces Noordoostpolder. Daarnaast bestaat er, door mesttoediening op het land, ook een directe relatie tussen beiden.

De boeren hebben toch al heel veel gedaan?

In de jaren 80/90 is grote reductie bereikt. De afgelopen twee decennia lijkt deze reductie, ondanks de inzet, zich niet te hebben doorgezet. Zie ook de figuren, uitgesplitst naar NH3 en NOx,op de website van het RIVM. Meer informatie over de grootte van het stikstofprobleem in Nederland vindt u op de website van de NOS.

Wat als wij wel stikstof reduceren, maar het buitenland niet?

Dit scenario lijkt vrijwel onmogelijk. Ook in Duitsland en België legt de rechter de stikstofuitstoot steeds meer aan banden. Ook daar is de reductie van mobiliteit en industrie geregeld in de klimaataanpak. Maar, zeker aan de grensgebieden, is het noodzakelijk dat de bijdragen vanuit het buitenland dalen willen de doelen gehaald kunnen worden. Hierover vinden dan ook gesprekken plaats tussen buitenland en het Rijk/grensprovincies.

Zijn de berekeningen en metingen wel goed en eerlijk? En is deze informatie beschikbaar?

De metingen en modellen zijn openbaar beschikbaar. Zie Stikstof - Meten, berekenen en modelleren op de website van het RIVM. De modellen worden regelmatig aan onafhankelijke reviews onderworpen ter verbetering. Ook worden er meer metingen uitgevoerd. Dit onder andere naar aanleiding van het rapport van de commissie Hordijk ‘Meer meten, robuuster rekenen’. Zie de website Aanpak Stikstof voor de Kabinetsreactie op de het eindrapport 'Meer meten, robuuster rekenen' van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof.

Flevoland heeft weinig veehouderij en weinig uitstoot. Dus waarom moet Flevoland hieraan meedoen?

De emissies vanuit de Flevolandse veehouderij zijn ten opzichte van een aantal andere provincies beperkt. Ook ligt Flevoland relatief ver van de meeste stikstofgevoelige gebieden.De aanpak richt zich echter op meer dan alleen de veehouderij. De emissies van ammoniak bestaan voor het merendeel uit bemesting. Niet alleen de veehouderij, maar ook de akkerbouw is dus relevant. Flevoland moet een bijdrage gaan leveren in de reductie die past bij haar relatieve emissies en de afstand tot de gebieden. Daarom richt het gebiedsproces met de ingrijpende reducties zich op de oostrand van de NOP, nabij de Weerribben en de Wieden. De reductie voor de rest van de provincie blijft beperkt.

Aanmelden voor Transitie Landelijk Gebied

Meld u aan voor deze nieuwsbrief. Bekijk ook onze andere nieuwsbrieven